woensdag 28 december 2016

Een stripboek met Kerstmis!

Een stripboek met Kerstmis!
Een tijd geleden vertelde ik een collega dat mijn interesse in de Amerikaanse politiek ooit begonnen is met het boek van Theodore Sorensen over president Kennedy. Hij vertelde mij toen over het eerste deel van De Kennedy Files (Scratch Books) geschreven en getekend door Erik Varekamp en Mick Peet. Ik kende die twee namen van een in de pers positief ontvangen stripboek over prins Bernhard. Toen ik op Google ontdekte dat het ook nog een nawoord bevatte van Nigel Hamilton, moest ik het hebben om het onder de kerstboom – hopelijk met wat sneeuw buiten - te lezen. Nigel Hamilton is de auteur van JFK, Life and Death of An American President, Volume One: Reckless Youth, een bijzonder interessante biografie van het eerste deel van het leven van JFK. Hamilton vertelt in zijn nawoord bij het stripboek, dat senator Edward Kennedy op het laatst van zijn leven, nadat bij hem een hersentumor was geconstateerd, anders tegen het leven en het belang van historie aan ging kijken. Hij gaf professor David Nasaw opdracht een nieuwe biografie van Joe Kennedy te schrijven, maar zelfs deze kreeg geen onbeperkte toegang tot al het materiaal! Het stripboek opent met een scene in Hyannisport. Joseph P. Kennedy III komt op bezoek bij zijn oom Ted, de laatste van de drie broers John, Robert en Edward. Deze zal zijn achterneef nu wel het echte levensverhaal van zijn vader Joe Kennedy gaan vertellen. Dat is een literaire kunstgreep om het verhaal in een familiekader te zetten, maar beide auteurs houden zich verder netjes aan de historische feiten. Die zijn al interessant genoeg!
Vader Joe Kennedy had in de jaren ’20 van de vorige eeuw als speculant een fortuin verdiend op de beurs in Boston en later New York. Toen Roosevelt in 1932 president werd, wilde hij de beurs weer betrouwbaar maken en hij benoemde daarom Joe tot voorzitter van het toezichthoudende orgaan, de SEC. “Om boeven te vangen heb je een boef nodig”, zo verdedigde Roosevelt zijn besluit. Big Business was in 1936 tegen een tweede ambtstermijn voor Roosevelt, Joe Kennedy steunde hem wel. In 1938 volgde de beloning: Kennedy werd benoemd tot ambassadeur in Engeland, een heel prestigieuze post voor een afstammeling van Ierse immigranten. Het boek opent met een uitspraak van Joe: “Nou Rose, dit is een verdomd eind weg van Oost-Boston!” Zoals zo veel andere uitspraken en feiten in dit boek niet verzonnen, maar gebaseerd op de bronnen. Dan volgt het verhaal van de overtocht van de familie naar Engeland, de ontvangst ten paleize, de entree in de betere, adellijke kringen enz. Joe doet zijn uiterste best Amerika buiten de naderende oorlog te houden. Hij verkondigt aan wie het maar horen wil, dat Amerika neutraal is en buiten een oorlog zal blijven. Natuurlijk laat hij zijn gezin ook naar Londen komen. Interessant voor de pers: een rijke Amerikaan met een groot gezin! De oudste zoon Joe werkt voor zijn vader als secretaris, Jack studeert een half jaar in Londen. Zus Kathleen wordt verliefd op de protestantse William Cavendish, markies van Hartington. Tot ontzetting van haar zeer katholieke moeder trouwt ze zelfs met hem in 1944.
Joe’s ambassadeurschap wordt geen succes en een held blijkt hij ook niet. Tamelijk snel verliest Kennedy het vertrouwen van Roosevelt. Uiteindelijk gaan de contacten van Washington met de Engelse regering buiten hem om. Doodsbang voor de bombardementen op Londen tijdens de Blitz verlaat Kennedy elke dag aan het einde van de middag de stad om op het platteland veilig de nacht door te brengen. Ik heb veel kijk- en leesplezier aan dit stripboek beleefd. Het is onderhoudend en blijft dichtbij de bronnen. De kracht van een stripboek is dat veel niet verteld, maar getoond wordt. Het overspel van Joe b.v. en het feit dat hij en Rose feitelijk langs elkaar heen leven tonen de slotscenes over de kerstdagen 1938. Moeder Rose is met het grootste deel van de kinderen gaan skiën in St. Moritz. Joe brengt met vrouwelijk gezelschap en Jack de Kerst door in Palm Beach, Florida. 

Waarom is die biografie van Hamilton zo baanbrekend geweest? Waarom is nooit het tweede deel verschenen? Daarover een volgende keer.

dinsdag 13 december 2016

Burgers en generaals
Donald Trump toont een voorkeur voor generaals, admiraals e.d voor vitale posten in zijn regering en staf. Hij heeft luitenant-generaal b.d. Mike Flynn al aangewezen als adviseur Nationale Veiligheid. Hij heeft een oud-generaal van de mariniers, James Mattis, voorgedragen als minister van Defensie. ‘Mad Dog’ Mattis, die in 2013 met pensioen ging, is geen kleine jongen. Hij vocht in Irak, Afghanistan en Irak. Als minister van Binnenlandse Veiligheid – een ondankbare post waarop je alle diensten en instanties die zich daarmee bezighouden moet coördineren – heeft hij generaal b.d. John Kelly voorgedragen, die onder Obama de rechterhand was van zijn minister van Defensie. Onlangs had hij voor de functie van minister van Buitenlandse Zaken een gesprek met admiraal b.d. James Stavridis; voor die post leek naast anderen ook John Petraeus, een oud-generaal, in de running te zijn. “Ik maak me zorgen over een buitenlandse politiek die sterk bepaald wordt door Amerikaanse militairen, terwijl we over zoveel andere instrumenten beschikken”, zei de Democratische senator Chris Murphy. Militaire experts zijn bezorgd over dit eenzijdig zoeken in militaire hoeken. “Als je in de keuken alleen militaire middelen hebt staan, komt er waarschijnlijk een militaire cake uit”, zo ongeveer formuleerde een oud-luitenant-kolonel zijn bedenkingen. Vandaag blijkt dat hij een Texaanse oliezakenman gaat voordragen als minister van Buitenlandse Zaken.
Ik gebruikte het woord ‘voorgedragen’ hierboven bewust. Er is een wet uit 1947 die bepaalt dat een oud-militair zeven jaar uit functie moet zijn, voordat hij minister kan worden. Voor George Marshall werd in 1950 een uitzondering gemaakt. Alleen al daarom kan de Senaat weigeren akkoord te gaan met benoemingen van bepaalde kandidaten.
Volgens mensen uit zijn omgeving vindt Trump in militairen aantrekkelijk, dat ze kennis van zaken hebben, direct en besluitvaardig zijn en gewend zijn te werken in een commandostructuur.  Trump heeft een zekere fascinatie met generaals uit de Tweede Wereldoorlog, die van aanpakken wisten zoals Douglas MacArthur en George Patton. De Hollywood film Patton behoort tot zijn favorieten.
In Amerika was het de gewoonte (wat is er nog als vanouds onder Trump?), dat de leiding van het ministerie van Defensie in handen is van een burger. Onder Truman was dat Forrestal, toen Johnson, Marshall en Lovett, onder Eisenhower Wilson, McElroy en Gates, onder Kennedy en Johnson McNamara (tot hij werd weggewerkt en tot directeur van de Wereldbank werd benoemd) en Clifford. Nixon had Laird, Richardson, Clements en Schlesinger. Ford nam Schlesinger over, daarna werd het Rumsfeld. Carter had Brown, Reagan had Weinberger en Carlucci, vader Bush had Taft en Cheney,  Clinton had Aspin, Perry en Cohen, de jonge Bush had Rumsfeld en Gates en Obama had Panetta, Hagel en Carter. Het is dus een vuistregel dat het ministerie van Defensie geleid wordt door een burger. Het leger is gehoorzaamheid verschuldigd aan de president, de opperbevelhebber; het ministerie wordt geleid door burgers. Zo hoort het ook omdat Amerika geen militaristische samenleving is of wil zijn.
Nu zegt u misschien: Eisenhower was toch een generaal en die werd tot president gekozen in 1952? Ja, dat klopt, maar Eisenhower was een bijzonder soort generaal. Hij was niet een vechtjas zoals George Patton, maar meer een diplomaat onder de militairen. Hij had carrière gemaakt onder MacArthur en werd door George Marshall bij president Roosevelt aanbevolen vanwege zijn vermogen om met allerlei persoonlijkheden om te gaan. Ik noemde Patton al, denk aan Montgomery bij de Britten, denk aan de spanningen tussen de Britten die meenden te kunnen bogen op hun lange militaire ervaring en de Amerikanen. Die laatsten kwamen geleidelijk steeds beter op dreef, zorgden voor de aantallen troepen en materieel en keken vreemd aan tegen die Britse officieren met hun maniertjes. Door zijn ervaring in WO II, als opperbevelhebber van de NAVO en daarna als president van Columbia University was hij meer burger dan generaal geworden.
Bob McNamara was bestuursvoorzitter van de Ford Motor Company, toen hij in 1960 door Kennedy werd gevraagd om minister van Defensie te worden. Hij was Republikein, maar had op Kennedy gestemd. Een illustratie van het feit dat Kennedy vanuit het centrum wilde regeren (Arthur Schlesinger noemt dat ‘the vital center’). Kennedy nam ook de Republikein Douglas Dillon, minister van Financiën onder Eisenhower, in zijn kabinet op en stelde als stafchef McGeorge Bundy aan, een Republikein, die hij kende via Harvard. McNamara had naam gemaakt door het inzetten van moderne managementtechnieken en gebruikte deze ook bij het management van zijn ministerie. Voor het toepassen van die management- en planningstechnieken had hij weer andere burgers als assistenten nodig.
Toen de Cuba crisis losbarstte in oktober 1962 en bleek dat er op dat eiland Russische raketten met kernkoppen stonden, die binnen een aantal dagen gelanceerd konden worden, pakten de Chiefs of Staff hun handboek erbij. Daar staat dan dat de volgende stap een invasie moet zijn. Militaire logica, dit is een militair probleem en daarvan hebben wij het meeste verstand, dus laat dit maar aan ons over. Zeg “Ja” en we gaan aan de slag.
Een belangrijk figuur onder die hoge militairen was Curtis LeMay. Hij had carrière gemaakt in WO II, waar hij het bevel had over de eskaders die bommen afwierpen over Tokio. In een enkele nacht  vielen 100.000 slachtoffers. Hij verdedigde zijn aanpak met het argument dat zo het moreel van de Japanse bevolking werd gebroken en dat dit het einde van de oorlog zou versnellen. “Alle oorlog is immoreel; als je je daardoor laat weerhouden, ben je geen goede soldaat.” In oktober 1948 werd hij hoofd van het Strategic Air Command gelegerd in het Amerikaanse binnenland. Het groeide onder zijn leiding uit tot een ontzag wekkende eenheid met bommenwerpers en raketten met nucleaire lading. Ten tijde van de Cuba crisis maakte hij als hoofd van de luchtmacht deel uit van de Joint Chiefs of Staff. Hij stond later model voor Buck Turgidson, de Air Force generaal in Dr. Strangelove, de film van Stanley Kubrick.
Terug naar oktober 1962. Kennedy wilde dat in geval van confrontatie met Russische schepen er geen enkele actie werd ondernomen zonder zijn uitdrukkelijke toestemming. Admiraal George Anderson, die de leiding had over de activiteiten van de marine, vond dat Kennedy en McNamara zich niet moesten bemoeien met de praktische uitvoering van hun opdrachten. Anderson gaf aan dat volgens de Law of Naval Warfare uit 1955 je eerst signalen met vlaggen geeft en bij geen afdoende reactie daarna een schot voor de boeg lost (letterlijk!) en daarna de ander in zijn roer raakt. Zo deden ze dit al sinds de dagen van John Paul Jones (de eerste Amerikaanse marinecommandant tijdens de opstand tegen de Engelsen). Toen McNamara herhaalde, dat er geen schoten afgevuurd mochten worden zonder zijn toestemming, ontplofte Anderson bijna.

De Cuba crisis had om verschillende redenen slecht kunnen aflopen. Het is o.a. goed gegaan, omdat Kennedy en zijn adviseurs het als een politiek probleem opvatten dat niet met militaire middelen, maar met communicatie moest worden opgelost. Voor zulke oplossingen heb je burgers nodig.

woensdag 30 november 2016

Verontrustende berichten 1
Er verschenen berichten vorige week over aanhangers van Trump die luisteren naar een spreker die “Heil, Trump” en “Heil de overwinning” zegt, er is een filmpje waarin je kunt zien dat de aanwezigen hun rechter arm opheffen. De spreker, Richard Spencer, heeft het over de bijzondere kwaliteiten van de ‘white male’, over de VS als “een wit land, dat we voor onszelf inrichtten”. Blanken omschreef hij als “kinderen van de zon”. Voor de pers gebruikte hij de naziterm Luegenpresse.  Deze lieden behoren tot ‘Alt Right’, een paraplubegrip voor een reeks groeperingen en individuen die klassiek rechts of de neo-conservatieven nog veel te gematigd vinden. Na aandringen van diverse kanten kwam er uiteindelijk een veroordeling door Trump van dergelijke uitingen, maar wat is dat waard? Hij is niet snel met zijn veroordeling.  In zijn campagne had hij vijf dagen nodig voor hij afstand nam van de steun van voormalig leider van de KKK-clan David Duke. Hij zegt het ene en doet het andere. Wat is dat andere?
Zijn belangrijkste adviseur samen met Reince Priebus in het Witte Huis wordt Steve Bannon, een man die groot geworden is door op de site Breitbart allerlei ‘nieuws’ te publiceren van het karakter dat Trump nu veroordeeld heeft.
Zijn adviseur Nationale Veiligheid Mike Flynn is een gewezen luitenant-generaal, die door Obama aan de dijk werd gezet vanwege bezorgdheden over zijn leiderschapsstijl en te soepele omgang met de feiten. In de militaire inlichtingendienst waaraan hij leiding gaf, werd door ondergeschikten onderscheid gemaakt tussen ‘facts’ en ‘Flynn facts’. Toen tijdens zijn toespraak op de Republikeinse conventie het publiek “Lock her up, lock her up” begon te zingen, herhaalde hij die zinnen en zei: “Yeah, lock her up”.  Hij nam geen afstand van Trumps oproepen om ‘waterboarding’, andere foltermethoden en het ombrengen van familieleden van terreurverdachten toe te staan. Trump zelf heeft die zin ook meermalen gebruikt o.a. in een televisiedebat. Nu zegt hij dat Clinton niet verder vervolgd moet worden: “They are good people”. Dat klinkt een beetje of het van de goedgunstigheid van de president afhangt of je vervolgd wordt in Amerika. In een rechtsstaat heb je daar een minister van Justitie voor, openbare aanklagers en vervolgens rechters en je mag hopen dat die zich allemaal bij hun handelen baseren op de wet.
Zijn vicepresident is een ander type dan zijn baas. Waar Trump bij hem onwelvallige uitingen snel naar Twitter grijpt om zijn gal te spuien, reageert Pence wat rustiger. Toen hij bij bezoek aan de musical Hamilton door het publiek werd uitgejouwd, zei hij tegen zijn kinderen: ‘Dit is hoe vrijheid klinkt”.
In The New Yorker stond voor de verkiezingen een lijst met personen en groepen die bij een overwinning van Trump naar voren zouden komen om hun ideeën te realiseren. Voorheen kwamen kandidaten  - hoezeer ze ook riepen dat ze het anders zouden gaan doen - vaak voort uit de bestaande politieke machtsgroepen. Presidenten haalden hun ministers en beleidsfiguren uit de groepen die hun voorgangers hadden gediend. George W. Bush haalde mensen in zijn regering en in het Witte Huis die al onder Ford, Reagan en zijn vader hadden gediend o.a. Dick Cheney en Donald Rumsfeld. Het bleek in Irak dat ze weinig geleerd hadden in al die jaren. Na Bill Clinton had Al Gore moeten komen, na Barack Obama Hillary Clinton. Trump komt van buiten. Hij was ooit Democraat en heeft nu stormenderhand de Republikeinse partij veroverd. Sommigen verwachtten dat hij na zijn overwinning zich tot gematigde Republikeinen zou wenden, uit hun kringen zijn personeel zou halen. Het lijkt er op dit moment meer op dat hij wil gaan regeren op dezelfde manier als hij campagne voerde: als outsider, de familie Trump tegen de rest van de wereld.
Hillary heeft volgens de laatste stand van zaken 1,8 % meer stemmen dan Trump gehaald. Volgens een groep computerwetenschappers, waaronder J. Alex Halderman, de directeur van het Centrum voor Computer Security and Society van de Universiteit van Michigan zouden de resultaten in Michigan, Pennsylvania en Wisconsin gemanipuleerd of gehackt kunnen zijn. In districten waar stemmachines werden gebruikt zou zij tot 7 % minder stemmen hebben gekregen dan in districten waar optische scanners en papieren stembiljetten werden gebruikt. Zou ze bij een hertelling de tien electorale stemmen van Wisconsin, de twintig van Pennsylvania en de zestien van Michigan binnenhalen dan zou ze alsnog ook de electorale wedstrijd gewonnen hebben. In Wisconsin heeft nu de Green Party van Jill Stein een hertelling aangevraagd. Het geld daarvoor hebben ze betaald en Clinton steunt de inspanningen van de Green Party. Krijgen we nu een vergelijkbaar circus als in 2000 met Bush en Gore? Die strijd tot en met de rechter bleef toen heel lang spannend. Nu is de situatie nog gecompliceerder. Clinton heeft in een telefoongesprek met Trump in de verkiezingsnacht en in haar toespraak voor haar aanhang een dag later haar nederlaag toegegeven. Wil ze daar nu weer op terugkomen? Trump is in zekere zin al begonnen te regeren. Hij heeft reeds in een videoboodschap aangegeven wat hij in zijn eerste honderd dagen wil gaan doen.



dinsdag 22 november 2016

Hoe kom je aan een staatshoofd?

2. Hoe kom je aan een staatshoofd?
In een koninkrijk zijn geen verkiezingen nodig. De oudste zoon of dochter van het regerend staatshoofd neemt na de dood van zijn vader of moeder het ambt over. Er is een levende relatie met het verleden en het aanstaand staatshoofd wordt degelijk op zijn taak voorbereid.
Wat heeft dit met Amerika te maken? Het is de inleiding op mijn onderwerp van deze week: het merkwaardige Amerikaanse systeem om aan een president te komen. Dat heeft er dit keer toe in geresulteerd, dat Clinton met inmiddels meer dan een miljoen stemmen meer dan Trump – dat is ongeveer tweemaal zoveel als de voorsprong van Al  Gore op George W. Bush in 2000 - toch de race heeft verloren.
Komt dat nou vaker voor? Jazeker! In 2000 en in 2016 dus en bijna in 1960 met Kennedy die nipt (113.057 stemmen meer) van Nixon won, in 1968 met Nixon die nipt (509.704 stemmen meer) van Humphrey won, in 1976 met Carter die nipt (1.728.537 meer) van Ford won en in 1992, 2004 en 2012. Vanaf 1968 blijkt Amerika bij verkiezingen een diep verdeeld land. Ze leveren vaak leiders op die geen of slechts een kleine meerderheid hebben. Ronald Reagan is in 1980 en 1984 de grote uitzondering.
In de negentiende eeuw kwam het driemaal voor. John Quincy Adams (1825 – 1829) had drie tegenstanders. Andrew Jackson had 50% meer stemmen en meer electorale stemmen, maar geen meerderheid. Vervolgens koos het Huis van Afgevaardigden Adams. Rutherford B. Hayes (1877 – 1881) behaalde ongeveer 250.000 stemmen minder dan zijn tegenkandidaat Samuel Tilden. Beiden hadden 184 electorale stemmen. Het kwam aan op vier staten in het Zuiden, waarvan de uitslag werd betwist. Nadat ook het Huis van Afgevaardigden niet in staat bleek een besluit te nemen, werd een wet aangenomen die een commissie in het leven riep bestaande uit vijf leden van het Huis van Afgevaardigden, vijf senatoren en vijf rechters van het Hooggerechtshof. Deze commissie telde acht Republikeinen en zeven Democraten en gaf niet geheel toevallig de laatste beslissende electorale stem aan de Republikein Hayes. De Amerikaanse schrijver Gore Vidal heeft daar in zijn reeks historische romans een prachtig boek over geschreven getiteld 1876, verschenen in 1998. Benjamin Harrison (1889 – 1893) had meer dan negentigduizend stemmen minder dan zijn tegenkandidaat Grover Cleveland, maar vijfenzestig electorale stemmen meer. Sommigen zijn van mening dat deze presidenten die de national popular vote niet wonnen, het niet zo goed hebben gedaan. Of Trump daar ook toe zal gaan behoren?
Bij de start van de nieuwe republiek waren er personen die de president voor het leven wilden benoemen, John Adams stelde voor de eerste president, George Washington, aan te spreken met de titel ‘Your Excellency’. Washington trad op eigen initiatief na twee termijnen af. De Constitution verplichtte hem daartoe niet. De bepaling dat een president niet meer dan twee termijnen achter elkaar het ambt mag vervullen is van later datum.
Bij mijn weten zijn er niet veel landen die een systeem als in Amerika gebruiken om hun staatshoofd te kiezen. Engeland en Spanje b.v. zijn een monarchie en kennen een parlementair systeem. Oostenrijk en Polen kiezen hun president met bescheiden bevoegdheden rechtstreeks. De Franse president die grote bevoegdheden heeft en de politiek leider van het land is, wordt rechtstreeks gekozen. Het Duitse systeem om een staatshoofd te kiezen is weer anders. De president wordt gekozen door de verzameling van parlementsleden aangevuld met personen die door de partijen worden aangewezen. Dat zijn dus geen gekozenen, de kiezer speelt bij deze laatste toegevoegde groep geen rol.
Wat bewoog de Founding Fathers om zo’n getrapt kiessysteem te bedenken? In de eerste plaats angst voor het volk. Ze waren wel democraten, denkers van de Verlichting - “All men are equal” - en ze wilden van die Engelse koning af, maar men was toch wel wat beducht voor wat er zou kunnen gebeuren in het geval van directe democratie. De gang van zaken bij de Franse Revolutie - denk aan de Terreur, aan Robespierre – zou dat bloedig duidelijk maken. In het begin hadden doorgaans alleen blanke landeigenaren stemrecht, tot 1913 werden senatoren niet rechtstreeks gekozen, maar door de leden van het Huis van Afgevaardigden van de staat. Zwarten kregen in 1870 stemrecht, maar pas 100 jaar later zorgde Johnson er met een speciale wet voor, dat ze dat recht in de praktijk konden brengen. Vrouwen kregen pas stemrecht in 1920 en jongvolwassenen pas in 1971. Het Hooggerechtshof, dat elke wet kan afkeuren, als het deze ongrondwettig vindt, is er ook een voorbeeld van, dat Jefferson, Madison, Hamilton en hun collega’s geen onbeperkt vertrouwen hadden in de wijsheid van de volkswil. Ook de president kan met zijn veto wetten van het parlement treffen.
Hoe komen ze aan deze constructie? Dat heeft te maken met de slavernij. Werken met alleen de popular vote zou  een kandidaat uit het Zuiden kansloos gemaakt hebben. Daar woonden wel veel mensen, maar de zwarten werden voor de wet beschouwd als ‘property’ en hadden geen stemrecht. Dit probleem – dat het gewicht, de omvang van een Zuidelijke staat zo niet tot uiting kwam – werd opgelost door  te werken met tussenpersonen, de kiesmannen. Elke staat kreeg net zoveel kiesmannen als er leden van het Huis van Afgevaardigden waren. Dat aantal was gekoppeld aan de omvang van de bevolking van die staat en daarbij telden de zwarte slaven dan weer wel mee voor 3/5 per persoon! Net zoals elke staat twee senatoren heeft ongeacht of het een grote (Californië) of kleine (Rhode Island) is, kreeg elke staat er ook twee kiesmannen bij.
Het huidige systeem betekent dat stemmers op Trump in Californië en New York weinig gewicht in de schaal leggen. Clinton haalt daar meer dan 60%, krijgt alle electorale stemmen en de  Trumpisten zijn bedankt voor de moeite. Omgekeerd hebben de Clintonstemmers in Texas en Indiana ook hun best gedaan, maar daar heeft Trump zo’n meerderheid dat hij er op zijn beurt met de volle ‘electoral votes buit’ vandoor gaat. In de campagne concentreren de kandidaten zich daarom op de ‘swing states’. Het heeft er alles van, dat Clinton in North Carolina en Florida niet de aantrekkingskracht had die Obama in 2008 en 2012 wel had. Zij liet daar in de laatste dagen het werk vaak over aan Barack en Michelle Obama. Michigan, Pennsylvania en Wisconsin leken heel lang betrouwbare Democratische staten, waar Clinton een flinke voorsprong had. Dat is o.a. de kracht van de campagne van Trump geweest. Hij kon die schijnbaar zekere Clintonstemmers de hoop op verandering bieden waar ze behoefte aan hadden. Hij bezocht veelvuldig deze staten – Clinton heeft Wisconsin na de conventie niet meer bezocht! Is dat onkunde, een te veel aan zelfvertrouwen, arrogantie? – en sloeg zo een gat in haar ‘fire wall’.

Kan er iets aan veranderd worden? Ja, je kunt de weg opgaan van een amendement op de constitutie. Dat is een hele procedure, een groot aantal staten moet het goedkeuren, voordat het van kracht wordt. Een snellere route zou het National Popular Vote Plan kunnen zijn. Artikel II van de Grondwet laat het aan de staten zelf over te bepalen hoe ze kiesmannen aanwijzen. Staten die daaraan meedoen beloven dat ze al hun kiesmannen zullen toekennen aan degene die de landelijke popular vote wint. Dat gaat wat hen betreft effectief in op het moment dat er genoeg ondertekenaars van dit plan zijn nl. 270 van de 538. We zitten nu al op 165.

vrijdag 18 november 2016

Een goed woordje voor de peilingen!

Een goed woordje voor de peilingen!
Het is een historische dag geweest 9 november 2016. Wat begon als een nacht waarin Clinton het presidentschap zou gaan winnen, veranderde binnen twee uur in een cliffhanger. Clinton won niet waar ze had moeten winnen b.v. in Florida en toen bleek dat Trump gaten zou kunnen gaan schieten in haar firewall m.n. Wisconsin, Michigan en Pennsylvania, steeg de spanning. Waar ik eerst had gedacht dat ik  uiterlijk tegen 5.00 u. mijn bed zou kunnen opzoeken, werd de uitslag pas tegen 7.00 u. duidelijk. Voordeel is dan wel dat je je uitgeslapen partner het slechte nieuws vers van de pers kan meedelen.

Dit is mijn eerste blog in een hopelijk lange reeks en ik wil vandaag ingaan op de kritiek op de peilingen. Ze zaten er heel erg naast, zo lijkt het.
Dat klopt voor sommige peilingen. Zo was er een peiling in Amerika die Hillary maandag meer dan 90% kans gaf om te winnen. Er waren er echter ook die een andere inschatting gaven en daarbij verstandige voorbehouden maakten.

Ik heb in de afgelopen maanden vaak gekeken op de site van Nate Silver Fivethirtyeight. Hij heeft een grote reputatie. Hij baseert zijn voorspellingen op een groot aantal peilingen die hij kritisch gebruikt. Als een peiling alleen gebruikt maakt van vaste telefoonlijnen, zul je in de resultaten veel jonge kiezers die alleen een mobiele telefoon hebben missen. Liefhebbers van statistiek en getalletjes komen bij hem aan hun trekken, want hij legt het ook allemaal uit.
Wat voorspelde Nate Silver? Dat Hillary een kans maakte van 71 % om te winnen! Hij zat er dus flink naast, zegt u nu. Nee, dat vind ik niet, want hij vertelde er ook een aantal zaken bij.

Ten eerste wees hij erop dat de voorsprong van Clinton van 3,3 % binnen de foutenmarge van de peilingen zat. Het kon dus ongeveer zo uitpakken, het kon veel fraaier worden zoals in 2012 toen Obama met veel meer procent dan verwacht van Romney won en het zou ook heel spannend kunnen worden.
Ten tweede zei hij, dat een peiling en een voorspelling daarop gebaseerd gaat over ‘probabilities’, waarschijnlijkheden. Een peiling voorspelt niet wat er gaat gebeuren, want dan hoef je de verkiezing niet meer te houden. Het is wel waarschijnlijk dat het zo uitpakt,
als al die early voters inderdaad meer op Clinton dan op Trump hebben gestemd;
als Clinton inderdaad de grondtroepen heeft, de vrijwilligers die op de dag zelf de kiezers naar de stembus duwen, brengen, aansporen;
als de latino’s in overweldigende mate op Clinton gaan stemmen (wat ze niet deden);
als de vrouwen in overgrote meerderheid op Clinton zouden stemmen (wat ze niet hebben gedaan).
Nate Silver wees er op dat Clinton al vroeg in Florida een grote voorsprong zou moeten hebben, omdat daarna een heleboel Republikeinse districten aan die voorsprong zouden gaan knabbelen. Welnu die grote voorsprong heeft ze nooit gehad. Hij wees er ook op, dat zo’n te kleine voorsprong een voorbode zou zijn van problemen later op de avond in andere staten. Dat voorbehoud heeft hij wel degelijk gemaakt. Hij gaf aan dat Clinton dan wel in een aantal staten een degeljke positie had opgebouwd, maar ook dat het geen op zich zelf staande gebieden zijn. En ja hoor, haar zwakke resultaten in Ohio deden zich even later ook voor in Wisconsin, Michigan en Pennsylvania.
De ontwikkelingen in Virginia voorspelde hij goed. Trump lag lange tijd voor op Clinton, maar pas heel laat komen de resultaten van het uiterste Noorden binnen. Die mensen werken in Washington D.C., maar wonen en stemmen in Virginia en dat zijn heel veel zwarte kiezers. Zo ging het ook en ze won daar uiteindelijk met bijna 5 %.

Ik noem u nog een element dat Silver al vroeg in zijn beschouwingen over mogelijke verkiezingsuitslagen naar voren bracht. Clinton won o.a. met grote cijfers in New York en Californië en daardoor wint ze de popular vote, maar ze verliest, omdat Trump meer electoral votes heeft. Haar kiezers wonen, zou je kunnen zeggen, met te veel geestverwanten bij elkaar. Ze zouden zich beter kunnen verspreiden over b.v. North Carolina, Florida, Wisconsin, Michigan e.d. Clinton zou het ook beter doen bij latino’s, maar als die in Arizona of Texas wonen heb je daar niet zo veel aan. Op deze variant – je wint de meeste stemmen, maar niet de meeste kiesmannen – heeft Silver al vroeg gewezen.

Op CNN werd iemand gevraagd of hij het stemgedrag in Michigan kon verklaren. Een verslaggever vertelde dat hij vaak bij een vriend was geweest in Michigan die een keten van pastarestaurants had. Hij zei dat veel klanten als je hen bij de kassa vroeg wat ze zouden gaan stemmen ‘leaners’ waren. Ze gaven eerst geen antwoord en bogen zich dan wat samenzweerderig naar je toe en zeiden dat het Trump zou worden. Michael Moore zei hetzelfde, toen hij geïnterviewd werd n.a.v. zijn opname van een optreden in een theater in Wilmington, Ohio. Vertrouw niet op de peilingen, want de mensen zeggen niet eerlijk wat ze zullen gaan stemmen. The silent vote, hoe kom je daar achter?

Er valt nog veel meer te zeggen over de strijd in 2016, b.v. over de gelijkenissen met Kennedy – Nixon 1960, Humphrey – Nixon 1968, Carter – Ford 1976 en Bush – Gore 2000, allemaal races waarbij het verschil in aantal behaalde stemmen heel klein was.
We kunnen zeggen dat het onbegrijpelijk is, dat mensen voor Trump vallen, maar was Clinton wel zo’n aantrekkelijk alternatief? Als je ‘change’ wil, stemde je acht jaar geleden op Obama, nu als Democraat op Sanders en dan op 8 november op …? Zo is er een merkwaardige overeenkomst tussen Obama en Trump; het zijn allebei buitenstaanders, die verandering beloven.
We zouden het kunnen hebben over de typisch Amerikaanse verkiezingsretoriek na afloop, de verzoenende woorden. Obama zei: “Even if we lose, we must move forward”. Na de strijd “the country must come together”. Hoort u dat Emile Roemer al zeggen tegen Mark Rutte? Ja, zegt u, Diederik Samson deed dat wel, hij vormde zelfs een kabinet met Rutte. Kijk eens waar ze dat heeft gebracht!

In 1964 was Barry Goldwater de kandidaat van de Republikeinen in de strijd tegen Lyndon Johnson. Zijn opvattingen waren toen voor een overgrote meerderheid van Amerikanen veel te rechts, toen nog wel. Douglas Hofstadter heeft zich in interessante artikelen afgevraagd of die opvattingen niet dicht tegen het fascisme aanlagen. Heeft Trump niet ook uitlatingen gedaan die tot zorgen op dit gebied aanleiding geven?

In 1960 was er ook zo’n spannende strijd als dit jaar en het duurde een lange nacht totdat bekend was wie gewonnen had. Theodore White maakt daar een spannend verhaal van in The Making of the President 1960. Verleidelijk om dat boek er nog eens bij te pakken en te kijken naar overeenkomsten en verschillen.
Het is een traditie om je nederlaag toe te geven. Daarna spreekt dan de winnaar. Clinton deed dat niet. Velen waren daar teleurgesteld over. Terecht?

Stof genoeg voor een volgend blog!

Jos van Gend


9 november 2016