donderdag 23 maart 2017

The Best and the Brightest

Een interessante parallel
In De Volkskrant van 16 maart 2017 stond een stuk over de dreun die de PvdA heeft gekregen. Daarin werd o.a. opgemerkt dat de PvdA niet beloond was voor het nemen van verantwoordelijkheid, terwijl de partij toch haar grootste talent in het kabinet had geïnvesteerd: Samson, Dijsselbloem, Asscher. De auteur noemde hen ‘the best and the brightest’. Ze hadden een idee over hoe het moest met Nederland, hielden daar tegen de mening van een groot deel van hun eigen achterban aan vast en dat leidde uiteindelijk tot een desastreuze neergang. Ze vertrouwden te veel op hun eigen gelijk. Met ‘the best and the brightest’ refereert de schrijver aan een beroemd boek van David Halberstam met deze titel uit 1969. Halberstam heeft veel meer geweldige boeken geschreven. Ik noem er een paar: The Fifties uit 1993 over de vele beeldbepalende verschijnselen en veranderingen waarvan verschillende zich jaren later ook bij ons voordeden o.a. het ontstaan van warenhuizen, de aanleg van het snelwegennet, het boek Peyton Place en de Lucy Ball Show op de televisie. In 2007 publiceerde hij The Coldest War, een bijna episch verhaal over de oorlog in Korea. Als Halberstam niet omgekomen was bij een auto-ongeluk, had hij ongetwijfeld nog meer prachtboeken geschreven.

“You can’t beat brains”.
John Kennedy verzamelde een reeks knappe koppen om zich heen. Naast ervaren mannen als Dillon op Financiën en Rusk op Buitenlandse Zaken en een topmanager als McNamara op Defensie haalde hij ook heel wat intelligente lieden uit Harvard. Arthur Schlesinger,  John Kenneth Galbraith en Carl Kaysen zijn maar een paar voorbeelden. Kennedy - zelf aan Harvard afgestudeerd – was een politicus die nadenken op basis van kennis (en een grote mate van pragmatisme) belangrijker vond dan ideologie. MacGeorge Bundy stapte van Harvard waar hij op vierendertigjarige leeftijd Dean van de Faculteit voor Arts en Sciences was geworden over naar het Witte Huis. Hij werd daar de man die het hele beleidsvoorbereidende mechanisme van adviseren over te nemen besluiten, het plannen van vergaderingen enz. op het gebied van Buitenlandse Zaken en Defensie draaiende hield. Kennedy bewonderde hem vooral om zijn intellect: “You can’t beat brains”. Bundy had bij veel zaken op buitenlands gebied in het Witte Huis een zware stem. Zijn mening woog zwaar bij Kennedy, hij was een onafhankelijk denker, niet bang om de president tegen te spreken. Dean Rusk, de minister van Buitenlandse Zaken, was regelmatig geïrriteerd over het feit dat het buitenlands beleid vaak op het Witte Huis - en buiten BZ om – werd gemaakt. Over Bundy en zijn broer – die ook deel uitmaakte van de regering Kennedy – heeft Kai Bird in 1998 een interessant boek gepubliceerd. De titel geeft de politieke opvatting van Bundy goed weer: The Color of Truth (is Gray). Bundy was een man van het midden net als zijn baas. ‘The vital center’: vanuit het centrum met kleine stapjes vooruit.

Ervaring of intellect? Hoogmoed voor de val?
Niet iedereen was zo verrukt van al die intellectuelen in en rond de regering. Zoals de oude garde b.v. Sam Rayburn, de Speaker van het Huis van Afgevaardigden, ooit verzuchtte dat het fijn geweest zou zijn, als Kennedy wat bestuurservaring had gehad  (“ooit eens sheriff was geweest waar dan ook”), zo hadden ook anderen hun bedenkingen bij al die mannen met hun boekenwijsheden. Iemand schreef jaren later: “There was this sense of infallibillyty, which I must say is what exasperated me about the Kennedy administration. I knew many of these people. They were arrogant bastards, Kaysen perhaps most of all, but also Schlesinger and Galbraith …They always knew what the interest of another country was much better than the natives”.

In Vietnam zou uiteindelijk blijken hoe erg ze ernaast zaten.

woensdag 8 maart 2017

The great Society van Lyndon Baines Johnson
LBJ leeft bij de meesten van ons voort als de man die Amerika steeds verder meesleepte in het moeras van de oorlog in Vietnam. Hij verhoogde het aantal troepen tot meer dan 500.000 man en hij maakte gebruik van zware bombardementen. ‘Johnson moolenaar’ verdwijnt in januari 1969 uit de wereldgeschiedenis. Er wordt gemakkelijk vergeten wat hij op sociaal gebied allemaal voor mekaar wist te krijgen.
Hij wint de verkiezingen voor het presidentschap 1964 tegen Goldwater met een landslide (61.1 % tegen 38.5 %, 486 kiesmannen tegen 52 kiesmannen) en heeft zowel in het Huis van  Afgevaardigden als in de Senaat een hele grote meerderheid. Daar doet hij vervolgens ook wat mee!
Hij jaagt – Johnson wist hoe hij de wetgevende organen moest bespelen – een reeks van wetten door het Huis van Afgevaardigden en de Senaat. Arme mensen hadden eind jaren ’50 van de vorige eeuw alleen maar ellende te verwachten, als ze ernstig ziek werden. Een 75-jarige vrouw getuigde in 1959 dat ze bij een liefdadigheidsziekenhuis in de wachtrij moest gaan staan om medische verzorging te krijgen. Een gewone dokter konden zij en haar man onmogelijk betalen. Pogingen van de Democraten om daar verandering in te krijgen worden door ‘The Powers That Be’ fel bestreden. De American Medical Association besteedde 50 miljoen dollar om een bescheiden begin van wat nu Obamacare is tegen te houden. Medicare garandeerde ouderen na 1964 wel verzorging in het ziekenhuis. Ingebakken in het programma zat ook de eis om alle vormen van rassenscheiding op te heffen. Alle patiënten moesten geaccepteerd worden ongeacht hun kleur, ras of afkomst. Kamers, afdelingen, verdiepingen en gebouwen moesten worden geïntegreerd. Ziekenhuizen moesten uitdrukkelijk hun best doen om ander dan blank personeel in dienst te nemen.
Ook in het onderwijs was de nood in die tijd hoog. In Kentucky zaten soms meer dan zestig kinderen in een klaslokaal. De Elementary and Secondary Education Act zorgde ervoor dat elke staat al naar gelang het aantal kinderen in huishoudens met een laag inkomen extra geld kreeg. De uitgaven voor deze sector van het onderwijs stegen vanaf 1958 tot nu van 2 % van het onderwijsbudget tot 13 %. Ook bij deze federale aanvulling van het onderwijsbudget van de states werd de wettelijke eis gesteld, dat scholen geïntegreerd moesten worden. Het aantal zwarte studenten ging van 2 % naar 23 %. Tussen 1968 en 1980 ging daalde het percentage zwarte kinderen dat gesegregeerde scholen bezocht van 77,5 % naar 26,5 %.
De Civil Rights Act van 1964 verordende de integratie van alle openbare ruimten: hotels, zwembaden bussen enz. Voor 1965 gold in de elf oude staten van de Confederacy en in Delaware, Kansas, Maryland, Missouri, Oklahoma (de Border States) het oude regiem. In Alabama slaagde slechts 11 % van de zwarte Amerikanen erin om te stemmen. Zo groot waren de belemmeringen die hen  in de weg werden gelegd. In 1970 stemde 75 % van de zwarte Amerikanen daar wel.
In de Voting Rights Act van 1965 werd vastgelegd dat staten met een geschiedenis van discriminatie – lees de zuidelijke staten! – veranderingen in hun stemprotocollen vooraf aan het ministerie van Justitie moesten voorleggen. Het Hooggerechtshof onder opperrechter Roberts heeft die bepaling een tijd geleden buiten werking gesteld. Ja, dan is de beer los. Arizona, North Carolina en Texas schrapten in 2016 886 stembureaus voornamelijk in buurten van minderheden. Als je dan ook ‘early voting’ flink inperkt, kunnen heel veel kiezers alleen op 8 november zelf gaan stemmen. Dat leidt tot lange rijen wachtenden en tot een flink aantal mensen dat helemaal niet meer gaat stemmen.
Ook het voedselbonnenprogramma is een resultaat van Johnsons wetgevende arbeid. 13 % van de Amerikaanse bevolking profiteert daar nu van. Door Medicaid zorgt de federale overheid ervoor, dat ook arme Amerikanen medische zorg krijgen. Dat zijn er op dit moment 73 miljoen. De Republikeinse meerderheid in beide huizen van het parlement wil stevig inhakken op al deze programma’s.
Wat gaat Donald Trump doen? Gaat hij deze afbraakplannen steunen? Plannen die ingaan tegen de belangen van de mensen die op hem gestemd hebben?