The Best and the Brightest
Een interessante parallel
In De Volkskrant van 16 maart 2017 stond een stuk over de
dreun die de PvdA heeft gekregen. Daarin werd o.a. opgemerkt dat de PvdA niet
beloond was voor het nemen van verantwoordelijkheid, terwijl de partij toch
haar grootste talent in het kabinet had geïnvesteerd: Samson, Dijsselbloem,
Asscher. De auteur noemde hen ‘the best and the brightest’. Ze hadden een idee
over hoe het moest met Nederland, hielden daar tegen de mening van een groot
deel van hun eigen achterban aan vast en dat leidde uiteindelijk tot een
desastreuze neergang. Ze vertrouwden te veel op hun eigen gelijk. Met ‘the best
and the brightest’ refereert de schrijver aan een beroemd boek van David
Halberstam met deze titel uit 1969. Halberstam heeft veel meer geweldige boeken
geschreven. Ik noem er een paar: The
Fifties uit 1993 over de vele
beeldbepalende verschijnselen en veranderingen waarvan verschillende zich jaren
later ook bij ons voordeden o.a. het ontstaan van warenhuizen, de aanleg van
het snelwegennet, het boek Peyton Place en de Lucy Ball Show op de televisie. In
2007 publiceerde hij The Coldest War,
een bijna episch verhaal over de oorlog in Korea. Als Halberstam niet omgekomen
was bij een auto-ongeluk, had hij ongetwijfeld nog meer prachtboeken
geschreven.
“You can’t beat brains”.
John Kennedy verzamelde een reeks knappe koppen om zich
heen. Naast ervaren mannen als Dillon op Financiën en Rusk op Buitenlandse
Zaken en een topmanager als McNamara op Defensie haalde hij ook heel wat
intelligente lieden uit Harvard. Arthur Schlesinger, John Kenneth Galbraith en Carl Kaysen zijn
maar een paar voorbeelden. Kennedy - zelf aan Harvard afgestudeerd – was een
politicus die nadenken op basis van kennis (en een grote mate van pragmatisme)
belangrijker vond dan ideologie. MacGeorge Bundy stapte van Harvard waar hij op
vierendertigjarige leeftijd Dean van de Faculteit voor Arts en Sciences was
geworden over naar het Witte Huis. Hij werd daar de man die het hele beleidsvoorbereidende
mechanisme van adviseren over te nemen besluiten, het plannen van vergaderingen
enz. op het gebied van Buitenlandse Zaken en Defensie draaiende hield. Kennedy
bewonderde hem vooral om zijn intellect: “You can’t beat brains”. Bundy had bij
veel zaken op buitenlands gebied in het Witte Huis een zware stem. Zijn mening
woog zwaar bij Kennedy, hij was een onafhankelijk denker, niet bang om de
president tegen te spreken. Dean Rusk, de minister van Buitenlandse Zaken, was
regelmatig geïrriteerd over het feit dat het buitenlands beleid vaak op het Witte
Huis - en buiten BZ om – werd gemaakt. Over Bundy en zijn broer – die ook deel
uitmaakte van de regering Kennedy – heeft Kai Bird in 1998 een interessant boek
gepubliceerd. De titel geeft de politieke opvatting van Bundy goed weer: The Color of Truth (is Gray). Bundy was
een man van het midden net als zijn baas. ‘The vital center’: vanuit het
centrum met kleine stapjes vooruit.
Ervaring of intellect? Hoogmoed voor de val?
Niet iedereen was zo verrukt van al die intellectuelen in en
rond de regering. Zoals de oude garde b.v. Sam Rayburn, de Speaker van het Huis
van Afgevaardigden, ooit verzuchtte dat het fijn geweest zou zijn, als Kennedy
wat bestuurservaring had gehad (“ooit
eens sheriff was geweest waar dan ook”), zo hadden ook anderen hun bedenkingen
bij al die mannen met hun boekenwijsheden. Iemand schreef jaren later: “There
was this sense of infallibillyty, which I must say is what exasperated me about
the Kennedy administration. I knew many of these people. They were arrogant
bastards, Kaysen perhaps most of all, but also Schlesinger and Galbraith …They
always knew what the interest of another country was much better than the
natives”.
In Vietnam zou uiteindelijk blijken hoe erg ze ernaast
zaten.