Poor Mike
In de eerste jaren van de nieuwe Amerikaanse republiek was
de procedure heel simpel. De man die de meerderheid behaalde in het Electoral
College was de president en nummer twee was de vicepresident. Dat is heel lang
een volstrekt onbeduidende functie geweest. De Grondwet kent hem slechts twee
taken toe nl. in de Senaat de beslissende stem uitbrengen, wanneer de stemmen
staken en de president opvolgen als deze voortijdig zou overlijden, zou
aftreden of afgezet zou worden.
Waardeloos
De meeste vicepresidenten zijn diep ongelukkig geweest
tijdens hun ambtsperiode. Ze hadden of helemaal niets te doen of kregen van de
president slechts onbeduidende opdrachten. John Nance Garner, de Texaan die
onder Franklin Roosevelt van 1933 tot 1941 vicepresident was, zei ooit dat het
minder waard was dan “a bucket of warm piss”. Nixon zorgde er in 1952 voor, dat
de delegatie van Californië op de Republikeinse conventie overging naar het
kamp van Eisenhower; hij werd ervoor beloond met het vicepresidentschap. Zijn
baas had geen hoge dunk van hem en de leden van het kabinet al evenmin. Toen
Eisenhower vanwege zijn gezondheid in 1957 Nixon het ambt liet waarnemen, werd deze
nauwgezet begeleid c.q. in de gaten gehouden door de staf van het Witte Huis en
het cabinet.
Wat doe je nu?
Tot veler verbazing gaf Johnson in 1960 zijn sterke positie
als leider van de Democratische meerderheid in de Senaat op om samen met Kennedy
de verkiezingen in te gaan. Was hij het voorbeeld van zijn Texaanse voorganger
vergeten? Nee! Johnson
had zijn staf laten uitzoeken hoe veel vicepresidenten hun president waren
opgevolgd. Heel wat! John Adams, John Tyler, Millard Fillmore, Andrew Johnson,
Chester A. Arthur, Theodore Roosevelt, Calvin Coolidge en Harry Truman. Als vicepresident zou hij niet langer
een regionaal, maar nationaal figuur zijn. Daarbovenop nog het volgende: zeven
presidenten waren in het ambt gestorven, zeven van de drieëndertig. Gedurende
de laatste honderd jaar waren dat er vijf: Abraham Lincoln in 1865, James
Garfield in 1881, William McKinley in 1901, Warren Harding in 1923 en Franklin
Roosevelt in 1945. Kortom 1 in elke 20 jaar. Als vicepresident zou hij bovendien
na acht jaar in 1968 goede kansen hebben op de nominatie. Al deze overwegingen
bracht Johnson ertoe in 1960 het aanbod van Kennedy om met hem op de ticket te
gaan staan te accepteren. Hij werd diep ongelukkig. Kennedy betrok hem nauwelijks
bij het politieke werk, stuurde hem bij spanningen in het buitenland naar
hotspots om daar ‘met de vlag te zwaaien’ en negeerde hem verder volkomen.
Johnson had niet veel te doen, maar moest wel – toppunt van vernedering – als
hij van een wat luxer vliegtuig gebruik wilde maken daarvoor toestemming vragen
aan Bobby Kennedy!
Jimmy
Carter
Carter was de eerste president die zijn vice bij het echte
werk betrok. Walter Mondale kreeg echte taken en zat aanvankelijk erbij in de
Oval Office, wanneer Carter buitenlandse leiders ontving. Deze hadden moeite
met de gang van zaken. Met wie zaten ze nu eigenlijk te overleggen? Met de
echte president of met een tweemanschap? George Bush werd onder Ronald Reagan
door de leden van de staf niet helemaal voor vol aangezien. Bush sr. zelf koos
Dan Quayle, die vooral zijn mond moest houden. Clinton maakte wel gebruik van
de kwaliteiten van Al Gore. Dick Cheney, de vicepresident van Bush jr., zou
volgens sommigen zelfs heel veel invloed gehad hebben. Joe Biden was voor Obama
heel belangrijk, omdat hij goed de weg kende in het Huis van Afgevaardigden en
de Senaat.
Terug naar af!
En nu? Mike Pence bracht onlangs een bezoek aan opvangkampen
voor migranten en was zichtbaar geraakt door wat hij zag. Zal dat iets aan
Trumps beleid veranderen? Hoogst onwaarschijnlijk. Hij is de loopjongen van de
president zonder invloed op het beleid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten