Mythes en de nuchtere werkelijkheid
Iedere natie heeft zijn nationaal verhaal dat de identiteit
bepaalt. De Fransen hebben hun Franse Revolutie, waar koning en koningin en een
flink deel van de adel hun leven lieten op de guillotine. Het volk aan de
macht! Vrijheid, gelijkheid en broederschap! Niet te lang stilstaan bij het
feit, dat niet het volk, maar de hogere bourgeoisie, de laag net onder de
regerende klasse, de macht overnam. Nederland heeft Claudius Civilis en
natuurlijk de Tachtigjarige Oorlog of zoals tegenwoordig wordt gezegd ‘de
Vaderlandse Opstand’. Wij streden daar dapper voor geloofsvrijheid en andere
zaken tegen de Spanjaarden. Niet te lang stilstaan bij het feit, dat het
voornamelijk huursoldaten uit andere landen en streken waren die voor ons
vochten. Ook niet te lang stilstaan bij het feit dat naast de geloofsvrijheid
ook het bedreigde carrièreperspectief een belangrijk motief was voor de lokale
edellieden om de strijd met Filips II aan te binden. Zij zagen de interessante
functies aan hun neus voorbijgaan. Filips II bestuurde zijn rijk centralistisch
vanuit Spanje en had een voorkeur voor zijn eigen vertrouwelingen.
De mythe
De Amerikanen hebben The Pilgrim Fathers. Op 16 september
1620 vertrok vanuit Southampton een groep van 102 protestanten naar de
Amerikaanse oostkust. Zij landen op Cape Cod - nu een deel van de staat
Massachusetts - en zij worden nog steeds beschouwd als de oervaders van de
natie. Met hen is het allemaal begonnen. Zij vestigden zich in New England. Lange
tijd was Amerika een land van White Anglo Saxon Protestants. Wie je ook was,
hoe rijk je ook was, het maakte niet uit, je moest een ‘wasp’ zijn. Deze
‘Wasps’ vormden de overgrote meerderheid en maakten op alle terreinen de dienst
uit. John Kennedy was de eerste katholieke (niet-protestante) president.
De werkelijkheid
Lang voordien waren er al bewoners van Amerika. Natuurlijk
de Indianen en daarna Engelsen die om diverse redenen daar terecht waren
gekomen. In het begin ging het allemaal niet zo democratisch in zijn werk, niks
‘All men are equal enz.’. In 1663 gaf koning Charles II aan acht mannen
uitgebreide bevoegdheden om zich te vestigen in de kolonie Carolina en deze te
besturen. Wie het voor het zeggen had werd geregeld in de Fundamental Constitutions. Niet alleen werd slavernij toegestaan,
maar er werd ook een op de heerschappij van de adel gebaseerde maatschappij
ingericht. De acht personen die de hele kolonie in hun bezit hadden vormden
samen het hoogste bestuursorgaan dat een absoluut veto had m.b.t. alle
voorgestelde wetten. Er bestond ook een bijzondere klasse van mensen onder de vrije
mensen, maar boven de slaven. Deze zogeheten ‘Leet-men’ mochten trouwen en kinderen
krijgen, maar ze zaten vast aan de grond waarop ze woonden en aan hun meester.
Ze konden wel verhuurd worden aan anderen, maar ze konden nooit van hun
dienstverband met hun meester afkomen. Net als hun meesters was ook hun status
erfelijk. Kinderen van ‘Leet-men’ waren ook weer hun leven lang ‘Leet-men’. Ze
waren wel blanken en zo vormden zij met hun blanke meesters een tegenwicht
tegen het grote aantal zwarte slaven. South Carolina ontwikkelt zich dan tot
een hiërarchisch geordende samenleving met een adellijke bovenlaag, vrije
mensen, ‘Leet-men’ en een grote hoeveelheid zwarte slaven. In 1740 vormden dezen
72% van de bevolking van de staat. North Carolina daarentegen werd een
moerassig toevluchtsoord voor de armen en de mensen die geen land bezaten. Het
werd het ‘afvoerputje van Amerika’. Daar woonden, zo meenden de anderen,
nutteloze lomperiken op een broedplaats voor een minderwaardig soort
Amerikanen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten