donderdag 5 oktober 2017

Mythes en de nuchtere werkelijkheid
Iedere natie heeft zijn nationaal verhaal dat de identiteit bepaalt. De Fransen hebben hun Franse Revolutie, waar koning en koningin en een flink deel van de adel hun leven lieten op de guillotine. Het volk aan de macht! Vrijheid, gelijkheid en broederschap! Niet te lang stilstaan bij het feit, dat niet het volk, maar de hogere bourgeoisie, de laag net onder de regerende klasse, de macht overnam. Nederland heeft Claudius Civilis en natuurlijk de Tachtigjarige Oorlog of zoals tegenwoordig wordt gezegd ‘de Vaderlandse Opstand’. Wij streden daar dapper voor geloofsvrijheid en andere zaken tegen de Spanjaarden. Niet te lang stilstaan bij het feit, dat het voornamelijk huursoldaten uit andere landen en streken waren die voor ons vochten. Ook niet te lang stilstaan bij het feit dat naast de geloofsvrijheid ook het bedreigde carrièreperspectief een belangrijk motief was voor de lokale edellieden om de strijd met Filips II aan te binden. Zij zagen de interessante functies aan hun neus voorbijgaan. Filips II bestuurde zijn rijk centralistisch vanuit Spanje en had een voorkeur voor zijn eigen vertrouwelingen.

De mythe
De Amerikanen hebben The Pilgrim Fathers. Op 16 september 1620 vertrok vanuit Southampton een groep van 102 protestanten naar de Amerikaanse oostkust. Zij landen op Cape Cod - nu een deel van de staat Massachusetts - en zij worden nog steeds beschouwd als de oervaders van de natie. Met hen is het allemaal begonnen. Zij vestigden zich in New England. Lange tijd was Amerika een land van White Anglo Saxon Protestants. Wie je ook was, hoe rijk je ook was, het maakte niet uit, je moest een ‘wasp’ zijn. Deze ‘Wasps’ vormden de overgrote meerderheid en maakten op alle terreinen de dienst uit. John Kennedy was de eerste katholieke (niet-protestante) president.

De werkelijkheid

Lang voordien waren er al bewoners van Amerika. Natuurlijk de Indianen en daarna Engelsen die om diverse redenen daar terecht waren gekomen. In het begin ging het allemaal niet zo democratisch in zijn werk, niks ‘All men are equal enz.’. In 1663 gaf koning Charles II aan acht mannen uitgebreide bevoegdheden om zich te vestigen in de kolonie Carolina en deze te besturen. Wie het voor het zeggen had werd geregeld in de Fundamental Constitutions. Niet alleen werd slavernij toegestaan, maar er werd ook een op de heerschappij van de adel gebaseerde maatschappij ingericht. De acht personen die de hele kolonie in hun bezit hadden vormden samen het hoogste bestuursorgaan dat een absoluut veto had m.b.t. alle voorgestelde wetten. Er bestond ook een bijzondere klasse van mensen onder de vrije mensen, maar boven de slaven. Deze zogeheten ‘Leet-men’ mochten trouwen en kinderen krijgen, maar ze zaten vast aan de grond waarop ze woonden en aan hun meester. Ze konden wel verhuurd worden aan anderen, maar ze konden nooit van hun dienstverband met hun meester afkomen. Net als hun meesters was ook hun status erfelijk. Kinderen van ‘Leet-men’ waren ook weer hun leven lang ‘Leet-men’. Ze waren wel blanken en zo vormden zij met hun blanke meesters een tegenwicht tegen het grote aantal zwarte slaven. South Carolina ontwikkelt zich dan tot een hiërarchisch geordende samenleving met een adellijke bovenlaag, vrije mensen, ‘Leet-men’ en een grote hoeveelheid zwarte slaven. In 1740 vormden dezen 72% van de bevolking van de staat. North Carolina daarentegen werd een moerassig toevluchtsoord voor de armen en de mensen die geen land bezaten. Het werd het ‘afvoerputje van Amerika’. Daar woonden, zo meenden de anderen, nutteloze lomperiken op een broedplaats voor een minderwaardig soort Amerikanen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten